Naar hoofdinhoud Naar footer

Theorie over klinisch redeneren

Laatst bijgewerkt op: 12-09-2024

Klinisch redeneren is meer dan alleen cyclisch werken, meer dan alleen de PDCA-cyclus (plan, do, check, act) rond krijgen. Het is een complex proces dat inzicht, deskundigheid en een kritische blik vraagt. Het vraagt logisch denkwerk en het nemen van de juiste beslissingen. Hieronder zie je een overzicht van hoe klinisch redeneren er uitziet. Op deze pagina geven we toelichting op dat overzicht.

Cliënt en zijn context

De cliënt en zijn situatie ofwel context staan centraal. Dit is het uitgangspunt bij de zorg die je geeft.

Hoe is de cliënt eraan toe, lichamelijk, psychisch en sociaal? Wat zijn de behoeften, verlangens en mogelijkheden van de cliënt? Draagt de omgeving van de cliënt bij aan zijn welbevinden of juist niet? Hoe gaat de cliënt zelf om met zijn gezondheid? Heeft de cliënt een sociaal netwerk/ mantelzorg en hoe kunnen zij de cliënt ondersteunen?

Verpleegkundig proces/zorgproces

Het verpleegkundig of zorgproces is methodisch en cyclisch. Het omvat zes stappen die na elkaar, maar ook door elkaar gevolgd worden. Elke stap is nodig. Door het methodisch en cyclisch aan te pakken, vergeet je niets en word je voortdurend geprikkeld om goed naar de cliënt te kijken en de juiste vragen te stellen.

Kenmerken van het verpleegkundig proces:

Methodisch: een bewuste en systematische aanpak. Het verpleegkundig proces heeft een logische opbouw, je doorloopt steeds deze stappen zodat je niets vergeet.

  1. Cyclisch: regelmatig terugkerend of rondgaand. Het verpleegkundig proces is nooit afgerond, dus na de laatste stap (evaluatie) begint de cyclus weer opnieuw. De stappen hoeven in de praktijk niet altijd in de beschreven volgorde doorlopen te worden.
  2. Samenhangend: dit wil zeggen dat er een verband is tussen de verschillende onderdelen:
  • Bij de zorgverlening voer je de interventies uit, waarbij je rekening houdt met wat de cliënt wil
  • De risico’s die je opmerkt bij de zorgverlening zet je om in interventies
  • Als je achteruitgang signaleert pas je de interventies aan
  • Je past de interventies aan als de scores (dat wat je wilt bereiken) veranderen

De zes stappen van het verpleegkundig proces.

  1. Gegevens verzamelen
  2. Problemen vaststellen
  3. Vaststellen wat je wilt bereiken
  4. Interventies vaststellen
  5. Interventies uitvoeren
  6. Evalueren

Denk- en redeneerproces

Evidence Based Practice(EBP) betekent dat je beslissingen neemt op basis van verschillende kennisbronnen:

  • Kennis uit wetenschappelijk onderzoek (best beschikbare bewijsmateriaal);
  • Je kennis en ervaring als verpleegkundige (klinische expertise);
  • Kennis van de wensen en voorkeuren van de cliënt;
  • Beschikbare middelen in de zorgorganisatie.

Die kennisbronnen gebruik je bij het proces van klinisch redeneren om je keuzes te onderbouwen. Zo kun je een keuze over preventie van decubitus onderbouwen met een evidence based richtlijn, uit de verschillende (landelijke) evidence based richtlijnen.

Besluitvormingsproces

Een verpleegkundige neemt in elke stap van het verpleegkundig proces beslissingen. Zomaar wat voorbeelden:

  • Wat moet er uitgezocht worden?
  • Welke aanvullende onderzoeken zijn nodig?
  • Welk hulpmiddel is passend?
  • Wie betrek ik bij de zorgverlening?
  • Wat zeg ik wel en wat niet?
  • Moet ik nog iets bijstellen?

Daarnaast zijn er beslissingen die je samen met de cliënt neemt. Shared decision making (SDM) is het proces van samen beslissen in de zorg om nadruk te leggen op de voorkeuren van de cliënt. De verpleegkundige geeft informatie over de mogelijke interventies en de cliënt benoemt zijn voorkeuren en waarden. Op basis van de gedeelde informatie, nemen cliënt en verpleegkundige samen een beslissing over de te nemen interventies/acties en het beoogde doel daarvan.

Kennis, vaardigheden en attitude

Klinisch redeneren wordt duidelijker als je de verschillende onderdelen uiteenrafelt. Welke kennis en kunde heb je nodig om klinisch te redeneren?

Klinisch redeneren vraagt deskundigheid, op meerdere terreinen:

  • Kennis over de bouw en functie van het menselijk lichaam (anatomie en fysiologie), ziektebeelden en aandoeningen, actuele richtlijnen en standaarden, ethische kennis.
  • Vaardigheden in verpleegtechnisch en verzorgend handelen, communicatieve vaardigheden, observatie- en signaleringsvaardigheden.
  • Attitude (houding) zoals empathie (invoelend vermogen), respect, professionele houding, afstand houden en naast de cliënt staan (afstand en nabijheid).