Naar hoofdinhoud Naar footer

Stap 3: Meet stand van zaken per gebied

Laatst bijgewerkt op: 21-08-2024

In de vorige stap heb je de aandachtsgebieden vastgesteld. Per aandachtsgebied heb je gekeken naar de bijbehorende signalen en symptomen en daarmee de keuze voor het juiste aandachtsgebied gemaakt. In deze stap ga je aan de slag met de uitkomsten van de zorg. Om met de cliënt te bepalen waar je naar toe gaat werken. Je meet per aandachtsgebied de stand van zaken in een scoreschaal. De scoreschalen bestaan uit 3 vijfpuntschalen.

Score: status van de signalen/symptomen, kennis, gedrag

Status van de signalen en symptomen = hoe ernstig zijn de signalen en symptomen?

Signalen en symptomen kunnen objectief en subjectief zijn. Objectief betekent dat je het kunt meten en/of dat meerdere personen dezelfde signalen zien. Subjectief is hoe de cliënt, de mantelzorger of de zorgverlener het ervaren.

Kennis = wat een cliënt weet.

Het vermogen van de cliënt om informatie te onthouden, te begrijpen en te interpreteren.

Gedrag = wat een cliënt doet.

Signalen en symptomen kunnen objectief en subjectief zijn. Objectief betekent dat je het kunt meten en/of dat meerdere personen dezelfde signalen zien. Subjectief is hoe de cliënt, de mantelzorger of de zorgverlener het ervaren.

Per terrein zijn er 5 categorieën:

Status signalen/symptomenKennisGedrag
1. Extreme signalen/symptomen1. Geen kennis1. Onjuist gedrag   
2. Ernstige signalen/symptomen2. Minimale kennis2. Nauwelijks juist gedrag
3. Matige signalen/symptomen3. Basis kennis3. Onregelmatig juist gedrag
4. Matige signalen/symptomen4. Adequate kennis4. Meestal passend gedrag
5. Matige signalen/symptomen5. Uitstekende kennis5. Consistent passend gedrag

Je scoort alle actuele aandachtsgebieden.

Bij potentiële aandachtsgebieden of bij gezondheidsbevordering zijn er geen signalen/symptomen. De status kun je dus ook niet scoren. Je kunt wel kennis en gedrag scoren, om te zien of deze verbeteren.

Tip: vraag na

Ga voor de score van Kennis expliciet na wat de cliënt weet over dit onderwerp; vraag het na.

Score: huidige en gewenste situatie

Met de scores geef je aan hoe de uitgangssituatie is (huidige situatie) en waar je naartoe wilt werken (gewenste situatie). Hoe is de status/kennis/gedrag nu? En wat wil of kan de cliënt bereiken? Let op! Het gaat om status/kennis/gedrag wat betreft het gekozen aandachtsgebied! Wees hier reëel in. Niet voor iedereen is vooruitgang mogelijk; vaak ben je al blij als je de huidige situatie kunt handhaven en zul je daar al de nodige acties voor in moeten zetten. 

Score: bij start, tussentijds en bij evaluatie

Bij het bepalen van de score neem je een gezond persoon voor ogen. Iemand zonder ziektesignalen en -symptomen, met kennis over gezondheid en gemotiveerd om gezond te leven.

De scores worden bij de start van een aandachtsgebied vastgelegd, maar ook tussentijds (bij wijziging van de zorg) en bij de evaluatie. Je kijkt of je bereikt hebt wat je wilde bereiken. Is er vooruitgang? Hebben we de situatie stabiel kunnen houden? Of is er achteruitgang? Op basis van je bevindingen ga je opnieuw scoren. Soms zul je nieuwe acties (soort actie en actievlak) in gang moeten zetten om die nieuwe score te bereiken.

Met de scores volg je dus het verloop van de cliëntsituatie en de veranderingen bij de cliënt. 

Score: wat is niet passend gedrag? 

Niet passend gedrag = 

  • iemand kan iets niet = lichamelijk of psychisch niet in staat het juiste gedrag te vertonen
  • iemand wil iets niet = 
    • heeft er weerstand tegen
    • is niet gemotiveerd
    • heeft bewust gekozen om het niet te doen.

Voorbeeld niet passend gedrag

Iemand die zichzelf niet wast vertoont niet passend gedrag (1) op Persoonlijke zorg. Ook al is deze persoon een CVA-patiënt met een ernstige halfzijdige verlamming. Gezien het ziektebeeld is het logisch dat hij het niet kan, maar je geeft een lage score omdat je uitgaat van een gezond persoon.

Score: is subjectief

Er zijn geen harde criteria voor de scores. Jouw inschatting hangt af van:

  • Informatie van derden: hoe is de prognose?
  • Je kennis en ervaring: hoe ontwikkelt het ziektebeeld/de aandoening zich, welke risico’s loopt deze cliënt?
  • De informatie van de cliënt: wat zijn zijn mogelijkheden, wat wil hij nog, hoe gemotiveerd is hij?
  • Je vaardigheden: ben je in staat voldoende informatie te verkrijgen van de cliënt door de juiste vragen te stellen, het vertrouwen te winnen, hem te motiveren?

Deze punten zijn enigszins subjectief; met jouw afweging kom je tot de verschillende scores, die je altijd moet kunnen onderbouwen. 

Intercollegiale toetsing over de scores

Het vergelijken van scores is een goed thema voor intervisie en/of intercollegiale toetsing. Door je opvattingen te bespreken met je collega’s kom je eerder tot overeenstemming. Dit kan je als volgt doen:

  • Scoor eerst ieder voor zich, bijvoorbeeld één aandachtsgebied van een cliënt
  • Vertel aan elkaar wat je gescoord hebt en leg uit waarom je een bepaalde score hebt gekozen.
  • Onderbouw je keuze, noem je argumenten
  • Je hoeft het niet altijd eens te worden, maar leer van elkaar. Probeer het in ieder geval eens te worden over de richting van de score.

Meet stand van zaken per gebied, aanvang zorg

Score bij start

Van huidige naar gewenste situatie:

  • Signalen en Symptomen: 2 naar 4
  • Kennis: 2 naar 4
  • Gedrag: 2 naar 4

Argumenten voor de scores

  • Status (signalen en symptomen): de heer Wolters is somber, niet depressief; daarom scoort hij op de huidige situatie een 2 en geen 1. Je verwacht dat met begeleiding zijn gemoedstoestand verbetert (4).
  • Kennis: hij weet wel enigszins dat de somberheid te maken heeft met zijn ziektebeeld (2) maar je verwacht dat hij dat verband nog beter kan leggen als je goed uitlegt wat Parkinson met hem doet (4).
  • Gedrag: hij is passief, onderneemt weinig (2). Waarschijnlijk gaat hij zich psychisch beter voelen als hij begeleiding krijgt en gemotiveerd wordt dingen te ondernemen (4).